De Bijzondere Begraafplaats Blauwkapel-Groenekan in Groenekan behoort tot de oudste begraafplaatsen in Nederland. Sinds 1826 ligt deze aan de Groenekanseweg. Nu, bijna tweehonderd jaar later, ligt het kerkhof er idyllisch bij. Veel grafstenen zijn bedekt met korstmossen en liggen tussen het groen. Groenekan, genoemd naar de herberg De Groene Kan aan de Groenekansedijk, was lange tijd een kleine buurtschap in het Oostveen, het voormalige veengebied ten noorden van de stad Utrecht. De boerderijen stonden langs de Bisschopswetering, de voormalige ontginningsdijk. Later werd deze dijk herdoopt in de Groenekanseweg.

Kaart funerair Groenekan
Legenda: #1 Bijzondere Begraafplaats Blauwkapel-Groenekan. #2 Hervormde Kerk. #3 Blauwkapel.
Foto’s Mary Kuiper

Komende uit het dorp ligt net na de drukke spoorwegovergang de ingang van de Bijzondere Begraafplaats Blauwkapel-Groenekan. De begraafplaats werd in 1826 – vooruitlopend op het verbod tot begraven in kerken – in opdracht van de kerkvoogden van Hervormde Kerk aangelegd. De kerk stond niet in het dorp Groenekan, maar in het nabijgelegen Blauwkapel. Groenekan kreeg pas in 1953 de beschikking over een eigen kerk.

Prachtige start
Het terrein aan de Groenekanseweg werd weliswaar in eeuwigdurende erfpacht genomen, maar deze erfpacht werd jarenlang niet betaald. Abraham Calkoen, de eigenaar van het landhuis Voordaan, kwam te hulp en verstrekte een geldlening. Hij kocht een zesde deel van het terrein om daar een familiegrafkelder te bouwen. Hierin zijn tot in de eerste helft van de twintigste eeuw verschillende leden van de familie Calkoen bijgezet. Een bord bij de ingang waarschuwt de argeloze bezoekers: ‘Op zondag mogen geen werk(z)aan(h)eden verr(i)ch(t) w(o)rden’.

De geschiedenis van de begraafplaats laat zich gemakkelijk in een aantal jaartallen samenvatten. In 1826 werd het eerste deel van de begraafplaats aangelegd. Om de aanleg te financieren gaf baron Abraham Calkoen, eigenaar van het landgoed Voordaan, de kerk hypotheek van 130 gulden. Later kocht hij een zesde deel van het kerkhof om daarop de familiegrafkelder te bouwen voor een bedrag van 200 gulden. Het kerkhof in Groenekan kende financieel gezien een prachtige start.
In 1926 en 1959 volgden twee uitbreidingen. In 2018 werd de begraafplaats opnieuw uitgebreid met een terrein in het verlengde van de ‘oude’ begraafplaats. Via een trap betreed je het strak ingerichte veld met een werkschuur, bankje en enkele graven.

Stichting
In 2018 werd de Stichting Bijzondere Begraafplaats Blauwkapel-Groenekan opgericht omdat de begraafplaats door de Hervormde Gemeente Blauwkapel-Groenekan werd afgestoten. De stichting nam in dat jaar het beheer en onderhoud van de begraafplaats over.

Opvallend op de begraafplaats is het veelvuldig voorkomen van bepaalde namen van families die al generaties lang in de regio hun agrarisch bedrijf uitoefenen. Van de grafstenen vallen een 19de-eeuwse afgebroken hardstenen zuil op, symbool van het plotseling afgebroken leven, en een Iers hoogkruis dat in 1946 voor een lid van de familie Copijn is opgericht. Ook bevindt zich hier een oorlogsgraf Aalbert van Engelenhoven (1921-1943).

Grafkelder Calkoen
Abraham Calkoen liet op het eigen deel van de begraafplaats een grafkelder bouwen. Kort na de dood van zijn zoon Mr. Abraham Calkoen in 1849 werd het landgoed verkocht.
In 1880 vroeg zijn kleinzoon Abraham Calkoen toestemming om de inmiddels in verval geraakte grafkelder in de oorspronkelijk stijl te herbouwen. Zo werd een nieuwe grafkelder gerealiseerd. Op een apart omheind terrein ligt nu nog de grafkelder van de familie Calkoen. Het is opgetrokken uit baksteen en door klimop overgroeid. In de voorzijde is een lage deur aangebracht met daarboven een steen met het familiewapen.

Morenkopjes
Opvallend zijn de twee morenkoppen (ook wel ‘negerkopjes’ genoemd) die het familiewapen (ont)sieren. Een artikel in het Reformatorisch Dagblad van 18 december 2022 suggereert dat er een verband bestaat tussen de negerkopjes op de grafkelder en de slavernij. Met morenkoppen worden in de heraldiek de islamitische bewoners van Noord-Afrika aangeduid, maar zij zouden ook kunnen duiden op de banden van de familie met de slavenhandel. De morenkoppen zijn via Willem Jansz. van Loon (1537-1618), een van de oprichters van de VOC, in het familiewapen ingebracht. In de beginjaren hield de VOC zich bezig met de handel in specerijen en nog niet in de handel in tot slaaf gemaakten.

Toch kan de familie Calkoen in verband worden gebracht met slavernij. De vader van mr. Abraham Calkoen (1729-1796), die Voordaan in 1774 kocht, trad in 1766 op als commissaris van de financiële onderneming Harman van de Poll en Comp., die leningen aan planters verstrekte. Het betrof 23 plantages waar slavernij werd toegepast. Ook was hij in 1767 commissaris van Tulleken de Vos en Comp., een onderneming die betrokken was bij minstens 15 plantages. Na dood van zijn zoon Mr. Abraham Calkoen jr. in 1849 werd het landgoed verkocht.

Oopjen Coppit

In 2015 werd ontdekt dat de vrouw op het dubbelportret van Rembrandt uit 1643, Oopjen Coppit vanaf 1647 op Voordaan woonde. Zij trouwde na overlijden van Maerten Soolmans (de man van het dubbelportret) met Martijn Daij, de toenmalige eigenaar van het landgoed.

Bron: https://www.vierklank.nl/nieuws/algemeen/37168/het-slavernijverleden-van-de-bilt