Nu ik toch in Bolsward ben, wil ik naar Blauwhuis. Het dorp wordt omschreven als een ‘kleine katholieke enclave in het overwegend protestantse Friesland’ heeft me altijd geïntrigeerd. Hier kwamen ten tijde van de Republiek de katholieken samen in een met blauwe pannen gedekt huis, rond welk het latere dorp ontstond. Architect Pierre Cuypers bouwde er in 1871 zijn eerste Friese kerk in neogotische stijl, gewijd aan Sint Vitus. Bestaat het Rijke Roomsche Leven nog in Blauwhuis?

De opvallende grote kerk is niet te missen in het dorp. De deur van de kerk staat open. Ik loop naar binnen en kan alleen vanachter het hek het interieur van de kerk bewonderen. De ruime kerk biedt een zitplaats aan meer dan vijfhonderd kerkgangers. Zoveel bezoekers zijn er al lang niet meer, ook in dit deel van Friesland heeft de ontkerkelijking hard toegeslagen.

Vrijwilligers aan de slag bij de Blauwe schuur

Veranderde tijden in de enclave
Een hek op het voorplein geeft toegang tot het kerkhof. De deuren van het baarhuisje staan wijd open. Op het schaduwrijke bankje naast het blauwe (!) huisje zitten vier vrijwilligers aan de koffie. Met elkaar onderhouden ze de begraafplaats. Vandaag wordt het gras gemaaid en het onkruid gewied. De begraafplaats ziet er piekfijn uit, de graven glimmen in de zon en de heren hebben zin in een praatje. Voordat ik het in de gaten heb, krijg ik de geschiedenis van deze katholieke enclave te horen. In hun jeugd waren er maar drie ‘andere’, dat wil zeggen niet-katholieke, gezinnen in het dorp. Maar de tijden zijn veranderd. De ooit bloeiende parochie is met drie andere samengevoegd tot een regioparochie. Het kerkhof staat open voor alle bewoners, katholiek of niet katholiek. De heren gaan weer aan de slag en ik loop de groene akker op.

Het kerkhof werd tijdens de bouw van de kerk aangelegd (1870-1871). De opzet is eenvoudig: het terrein is door rechte paden in vakken verdeeld. Vóór 1871 werden de katholieke bewoners van deze streek begraven op een algemene begraafplaats, voorzien van een schepje gewijde aarde in de kist.
Aan de westzijde van het terrein bevindt zich het oorspronkelijke houten baarhuisje en aan de noordzijde de Calvariegroep. Ook zijn er nog twee bijzondere grafmonumenten: het monument met piëta voor pastoor Evers (1892) en het monument met engel voor het echtpaar Ydema-Witteveen (1909/1917). Het houten baarhuisje, ook een ontwerp van Cuypers, werd in de zogenaamde ambachtelijk-traditionele stijl gebouwd.

O kruis onze eenige hoop
De opvallende Calvariegroep, die – volgens het opschrift aan de achterzijde – in 1870 werd ontworpen, staat centraal op het kerkhof. De gekruisigde Christus wordt aan weerszijden ondersteund door Johannes de Evangelist en Maria. Op de voorzijde staat te lezen: “Ik ben de verrijzenis en het leven: die in Mij geloofd zal hebben – al is hij ook reeds gestorven: zal leven. Wees gegroet: o kruis onze eenige hoop waaraan het Heil der wereld heeft gehangen.”

Stammenkruis

Op 26 november 1892 overleed pastoor G.J. Evers, de grote man achter de totstandkoming van de Vituskerk. Zijn graf achter de calvarie wordt gesierd door een piëta, een beeld van Maria met de gestorven Christus op schoot. Op het voetstuk staat te lezen: “Gedenk uwen geestelijke leidsman den Wel. Eerw. Heer G.J. EVERS, geb. te Zwolle 8 jan. 1824 Pastoor Sensmeer (Blauwhuis), 8 maart voorzien van de H.H. Sacramenten overl. 26 nov. 1892. R.I.P.”

Een ander opvallend grafmonument is het stammenkruis – een kruis met de armen in de vorm van knoestige stammen – met  engel. De inscriptie op de ovalen marmeren plaat luidt: “RUSTPLAATS van den heer SYBERCH Y. YDEMA geb. te Workum 14 dec. 1841 overl. te Sneek 11 sept. 1917 en echtgenoote CORNELIA K.L.WITTEVEEN geb. te Oosterend 16 april 1846 overl. te Sneek 25 aug 1909.” De treurende engel omarmt het kruis met zijn linkerarm en wijst met zijn rechterarm en wijsvinger omhoog.

Staalkaart
Verder bestaat het kerkhof uit een verzameling grafmonumenten die een staalboek vormt van de grafstijlen van eind negentiende eeuw tot heden. Aan de zuidkant van het kerkhof ligt een lange smalle strook met kindergraven. De teksten op de kleine stenen en kruizen zijn soms aangrijpend. Op het mededelingenbord hangt de aankondiging van de ruiming van een kindergrafje, tenzij de grafrechten à 22,50 euro worden voldaan. Misschien kan het kerkbestuur de rechten overnemen, zodat het grafje blijft bestaan.

Dat koninkrijk van u…
Bij het verlaten van het kerkhof lees ik het informatiebord en valt mijn oog opeens op de tekst ‘Graf Gerrit Rijpma (1926-1945). Bekend in de Nederlandse literatuur als Graf te Blauwhuis van de volksschrijver Gerard Reve.’ Als ik het gedicht lees, herken ik vooral de veel geciteerde laatste regels: Dat koninkrijk van u, weet u wel, wordt dat nog wat? Maar ook de regel Dag lieve jongen gaat door merg en been. Het verdriet over de dood van een kind, zo jong nog, zit gevat in deze drie eenvoudige woorden.

Gerrit Rijpma. Foto Oorlogsgravenstichting

Reve woonde van 1964 tot 1971 in Greonterp, een dorp op korte afstand van Blauwhuis.  Van zijn buurvrouw, Siuwke Hofmeijer-Rijpma, hoorde Reve het trieste verhaal van haar jonggestorven jongste broer. Het graf, voorzien van een innemend portret, trof hij aan op het kerkhof van de Sint-Vituskerk in Blauwhuis, waar hij ’s zondags de mis bezocht. En zo schreef hij het gedicht Graf te Blauwhuis, dat verscheen in het brievenboek Nader tot u.


Gerrit Rijpma was een jongen van nog maar achttien jaar toen hij in de Tweede Wereldoorlog niet meer kon ontkomen aan een razzia en vervolgens werd doodgeschoten door de Duitsers. Het graf is er niet meer. In 1983 werden de stoffelijke resten van Gerrit Rijpma overgebracht van het kerkhof van Blauwhuis naar het Nationaal Ereveld Loenen.
Maar dit kerkhof is wel de plek waar Rijpma begraven lag. En alleen Gerard Reve kon de zinloosheid van een moord, zijn twijfel aan Gods belofte zo simpel én zo indringend verwoorden als in de woorden Dat koninkrijk van u, weet u wel, wordt dat nog wat?

Graf te Blauwhuis
(voor buurvrouw H. te G.)

Gerard Reve op het kekrhof .Foto nadertotreve.nl

Hij rende weg, maar ontkwam niet,

En werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.

Een strijdbaar opschrift roept van alles,

Maar uit het bruin geëmailleerd portret

Kijkt een bedrukt en stil gezicht.

Een kind nog. Dag lieve jongen.

Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al,

Ja ja, kom er eens om,

Gij weet waarom het is, ik niet.

Dat koninkrijk van u, weet u wel, wordt dat nog wat?

Ik ging naar Blauwhuis voor een zoektocht naar de katholieke wortels van het dorp, maar het werd een reis naar een plek met een bijzondere betekenis. Voor een pelgrimage hoef je niet naar Santiago de Compostella, je kunt ook naar Blauwhuis.

Bartho Hendriksen

Dit artikel verscheen eerder in Terebinth, tijdschrift voor funerair erfgoed