Bezoek een begraafplaats tijdens Open Monumentendag
Het laatste Weekend van de Begraafplaats vond plaats in 2021. Veel beheerders van (historische) begraafplaatsen en bezoekers kijken met plezier en weemoed terug op deze bijzondere dagen. Tijdens het weekend – eerder tijdens de Week – zetten begraafplaatsen hun poorten open en organiseerden tal van activiteiten. Deelname van begraafplaatsen aan Open Monumentendag was het alternatief voor het wegvallen van de Week.
Dit jaar is het thema van Open Monumentendag ‘Erfgoed van routes, netwerken en verbindingen’. Onder de slogan ‘Onderweg’ worden in het weekend van 14 en 15 september tal van activiteiten georganiseerd en zetten monumenten hun deuren open.
Meer dan honderd begraafplaatsen – 117 om precies te zijn (stand 26 augustus) – doen mee aan Open Monumentendag. Een mooi aantal. Je vindt alle deelnemende begraafplaatsen en hun activiteiten op de website van OM. Trek er weekend op uit en geniet van de rust, de ruimte, de architectuur, het ontwerp, het groen en de geschiedenis van de begraafplaatsen.
Aan de Provincialeweg N320 (Culemborg – Kesteren) ligt ter hoogte van Ommeren op het landgoed den Eng het Streekmuseum Baron van Brakell. De baron was een bijzonder man. Daarover waren zijn tijdgenoten het eens. Een militaire loopbaan lag voor de hand voor een man van zijn stand, maar een ‘ongemak aan den voet’ weerhield hem daarvan. Hij werd boer, of liever landbouwpionier.
Van Brakell (1768-1852) was niet alleen zijn tijd vooruit in het boerenbedrijf, maar ook in de omgang met zijn pachters. De baron en zijn vrouw bewoonden Huize Den Eng. Het huidige huis, schuin tegenover het museum, staat op de plek van het in de Tweede Wereldoorlog verwoeste oorspronkelijke landhuis. Het echtpaar kreeg geen kinderen en liet al zijn geld na aan een fonds voor de behoeftigen in Meerten, een buurtschap ten zuiden van Lienden. Ook de bouw van het nieuwe museum werd uit de nalatenschap bekostigd.
Grafeiland Geldersch Landschap en Kasteelen beheert het landgoed den Eng. Bij de receptie van het museum ligt een folder met een bomenlijst aan de hand waarvan je door het bosplantsoen, ook wel door Van Brakell de ‘wandeling’ genoemd, wandelt. In het bos stond op een heuveltje zijn kerkje. Na de dood van Van Brakell in 1865 raakte het kerkje in onbruik. In de vijver direct achter het museum ligt een eilandje, waar Van Brakell en zijn vrouw liggen begraven. Achter de vijver ligt nog een heuveltje, waar zijn paarden werden begraven.
‘Hieronder rusten / F.L.W. van Brakell / geb.8 april 1788 / ontslapen 11 augustus 1865 / en / A.F.C.J. van Brakell / geb. van Nijverheim / den 4 sept. 1804 / overleden 1 febr 1892’.
Jean-Jacques Rousseau Ongetwijfeld is de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) hun grote inspirator geweest. Rousseau werd op 4 juli 1778 begraven op het Île des Peupliers in Ermenonville (departement Oise), dat uitgroeide tot een bedevaartsoord voor zijn vele bewonderaars. Op 11 oktober 1794 werd zijn stoffelijk overschot verplaatst naar het Panthéon , waar ze bij de overblijfselen van Voltaire werden geplaatst.
De Betuwe zoals het was Het streekmuseum Baron van Brakell geeft een aardig beeld van het wonen en werken in de West-Betuwe in vroegere tijden. In de kelder staat een imposante collectie boerenwagens die vroeger in het Rivierengebied werden gebruikt. Met enkele handelingen konden deze wagens als waren het moderne MPV’s gebruikt worden voor het vervoer van graan, personen en soms voor begrafenissen. In de kelderruimte staan twee grote rouwkoetsen opgesteld.
Vereniging tot Beheer en Instandhouding van de Begraafplaats te Oostknollendam, Dorpsstraat
Bron: De Orkaan, maandag 15 april 2024
In Nederland hebben 895 begraafplaatsen het tot ‘Rijksmonument’ geschopt. Daarbij is slechts één particuliere begraafplaats aldus Bart van der Laan (en waarom zouden we hem niet geloven). En die ligt in Oostknollendam. Dat is dus uniek in Nederland; vrijwel alle begraafplaatsen in ons land vallen onder een gemeente en/of kerk.
Van weiland tot dodenakker In 2024 schreef Henk Elzenga voor het blad van Zaans Erfgoed: ‘Van weiland tot dodenakker. De geschiedenis van de historische begraafplaats van Oostknollendam‘. Dat is online te lezen via deze link(pag. 30-31).
Het voormalige eiland Schokland wordt nu geheel door land omgeven. Het eiland werd in 1859 op last van koning Willem III ontruimd. De omstandigheden waarin de Schokkers leefden waren door het oprukkende water onhoudbaar geworden. Tijdens de inpoldering van de Noordoostpolder in 1942 kwam het eiland als een zichtbare verhoging in het landschap weer tevoorschijn. De geschiedenis van het eiland is te zien in en rond de kerk van Middelbuurt, een van de drie buurten op het eiland. In diverse Zuiderzeehuisjes het eilandmuseum ondergebracht.
Drie dorpen: Ens, Middelbuurt en Emmeloord Een rondje Schokland brengt je op de Zuidpunt waar de kerkruïne/kerkhof van Ens en de vuurplaat staan. Op de Noordpunt verrassen het gerestaureerde haventje en twee kleine gebouwen: De Misthoorn en De Lichtwachter. Een kunstwerk in de vorm van een hek markeert het voormalige katholieke kerkhof. Hoewel Schokland een eiland vormde, werd tot in het begin van de 19de eeuw gesproken over twee ‘eilanden’: het katholieke Emmeloord en het protestantse Ens met de buurtschappen Middelbuurt en Zuidert (Ens).
Twee kerkhoven Op het eiland lagen twee kerkhoven. Op de zuidpunt liggen de fundamenten van het gereformeerde kerkje van Ens dat tot 1717 dienst deed. De overledenen werden destijds in het kerkje begraven. In dat jaar werd een nieuw kerkje in Middelbuurt in gebruik genomen. De kerk van Ens verviel tot een ruïne, maar bleef behouden als kerkhof. Op het kleine kerkhof van Emmeloord werden de katholieken begraven.
Na het gedwongen vertrek van de eilandbewoners in 1845 bleven de doden achter op het eiland. Het katholieke kerkje en pastorie in Emmeloord werden in 1860 afgebroken en herbouwd in Ommen. In 1938 werd de Schokker kerk in Ommen vervangen door nieuwbouw. Het gereformeerde kerkje van Middelbuurt raakte in verval, maar werd na restauratie onderdeel van het eilandmuseum.
Kerkhof van Emmeloord
Opgraving van de doden en herbegrafenis Het kerkhof en de kerk van Ens trokken halverwege de 20ste eeuw de aandacht van archeologen en volkenkundigen. In 1940 werden de stoffelijke resten – mede onder invloed van de rassenleer van de Duitse bezetter – uit de ruïnekerk opgegraven en voor wetenschappelijk onderzoek naar de Universiteit van Amsterdam overgebracht. In die tijd deed men wel vaker onderzoek naar eilandbewoner (zie Urk). Verondersteld werd dat oude raskenmerken herkenbaar moesten zijn, omdat de eilandbewoners door hun eeuwenlange isolement onvermengd waren gebleven. Daarnaast werden de fundamenten van de kerk blootgelegd en in 1944 archeologisch onderzocht.
Het wetenschappelijk onderzoek heeft weinig nieuwe inzichten opgeleverd. De opgegraven beenderen bleven na het onderzoek bewaard. In december 2002 hadden de meeste stoffelijke resten een laatste rustplaats gekregen in het hart van de kerk. In het voorjaar 2003 werd een laatste bewoner van het eiland plechtig herbegraven.
Verscholen in de bossen rond Wolfheze ligt de locatie Wolfheze van Por Persona, een organisatie die zich richt op het bieden van geestelijke gezondheidszorg in Gelderland. Tegen de westgrens van het terrein verschuilt zich de begraafplaats waar patiënten, medewerkers en sinds 1993 ook dorpsbewoners worden begraven. De instellingsbegraafplaats heeft een oppervlakte van een hectare en telt ongeveer zevenhonderd graven.
De eerste bewoning van het gebied rond het huidige dorp Wolfheze dateert van 2000 v. Chr. De bewoners begroeven hun doden of plaatsten de asurnen in grafheuvels. In 1910 zijn zeven grafheuvels onderzocht, waarbij klokbekers, vuurstenen pijlpunten en een koperen dolk zijn gevonden. Deze bewoners hadden geen vaste verblijfplaats, ze trokken rond op zoek naar jachtgebieden. Pas rond 1000 na Chr. is er sprake van een dorp met kerk en enkele boerenhoeven. In de late middeleeuwen werd Laag- of Oud-Wolheeze, gelegen op ongeveer een kilometer ten zuiden van het huidige dorp, grotendeels verlaten. De Spanjaarden maakten in 1585 de restanten van het dorp met de grond gelijk. In 1845 werd station Wolfhezen aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem. Rond het station ontstond bebouwing.
In december 1905 koopt ‘De Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Geestes- en Zenuwzieken in Nederland’ (VCVGZ) 89 hectare grond ten zuidwesten van het station Wolfhezen (toen geschreven nog met een ‘n’ aan het einde) voor de bouw van haar vierde Krankzinnigengesticht in Nederland. Eerder opende de VCVGZ locaties in Ermelo (Veldwijk), Den Haag (Bloemendaal) en Zuidlaren (Dennenoord). Eind 1907 was de eerste bouwfase voltooid en werd het gesticht plechtig geopend. De stichting bepaalde (en bepaalt nog steeds) voor een groot deel het dagelijks leven in het dorp. Veel inwoners werken in het ‘gesticht’.
Aanleg begraafplaats In 1907 richtte de stichting een verzoek aan de gemeente Doorwerth – bijna het gehele terrein lag destijds in de toenmalige gemeente Doorwerth – om op het terrein een eigen begraafplaats te mogen inrichten. Op 4 december 1907 reageerde de gemeente positief op het verzoek. De begraafplaats werd een jaar later aangelegd en omheind met dennen. Op 14 maart 1908 overleed mevrouw W. Goosen (ingeschreven als patiënt nr. 125). Zij werd als eerste begraven op de begraafplaats. Slechts een eenvoudig betonnen paaltje met het nummer 1 markeert haar graf. En zo zou het nog tientallen jaren doorgaan, nummerpaaltjes op de graven van de doden. Alleen in het register werden hun namen genoteerd.
Nummerpaaltjes
Personeelsleden en dorpsbewoners Ook personeelsleden van de Stichting kregen vaak hun laatste rustplaats op het terrein. Wie op het terrein van het gesticht woonde en werkte, kon daar ook – zij het op een apart gedeelte van de begraafplaats – worden begraven. Zij kregen wel een grafsteen met hun naam en geboorte- en overlijdensdatum. In 1993 kreeg de begraafplaats een opknapbeurt waarbij het terrein werd uitgebreid. Sinds die tijd worden er naast bewoners en personeelsleden ook veel dorpsbewoners begraven.
Bombardement met 87 slachtoffers Het bombardement van de geallieerden op Wolfheze op zondagmorgen 17 september 1944 eiste vele doden, zowel onder de dorpsbewoners als onder patiënten en hun verzorgers. In de loop van de week na het bombardement groeide het aantal doden zelfs tot 87 (50 patiënten en 37 burgers/personeelsleden). Op vrijdag 22 september vond de begrafenis van de slechtoffers plaats, als het in de lucht eindelijk vrij rustig is. Zes burgers werden op verzoek van de nabestaanden elders begraven. Op 17 september 1946 (twee jaar na bombardement) werd, na een herdenkingsdienst in Gereformeerde Kerk, op het massagraf van personeel en burgers het monument onthuld. Pas later werden bij het massagraf van de patiëntn drie herdenkingsstenen geplaatst in een gemetselde entourage.
Monument medewerkersMonument patiënten
Verantwoording Bron: Wolfheze, www.wolfheze.nl. Bezoek aan de begraafplaats en museum 20-5-2018 en 5-11-2023,
De Algemene Begraafplaats Zwanenweg, nu bekend als Gemeentelijke begraafplaats Apeldoornseweg, werd in 1829 in gebruik genomen. De begraafplaats oogt ruim en groen met veel bomen, struiken en grasvelden. De laatste jaren is er veel bovengronds geruimd, dat verklaart de vele open plekken. Op de begraafplaats worden geen nieuwe graven meer uitgegeven, wel vinden er bijzettingen plaats. Bijzondere elementen zijn de grafkelder van de familie Isendoorn à Blois en enkele fraaie gietijzeren graftekens, geleverd door Gieterij Vulcanus waarvan de fabriek in Vaassen stond.
Grafkelder familie Van Isendoorn
Grafkelder familie Van Isendoorn
Opvallend is de grote grafkelder van de familie Van Isendoorn. Een steile trap leidt naar een groene deur waarachter de kelder zich uitstrekt. Boven de deur prijkt het jaartal 1856. Daarboven zijn steentjes met de grafnummers 41 tot en met 46 ingemetseld. De familie Van Isendoorn bewoonde meer dan driehonderd jaar Kasteel Cannenburch.
Reinder d’Isendoorn à Blois (1786-1856) werd als eerste bijgezet. Begraven in de familiekelder in de dorpskerk in Vaassen was sinds 1829 niet langer toegestaan. Deze speciaal gebouwde grafkelder bood uitkomst. Zijn broer Frederik (1784-1865) werd in 1865 bijgezet. Hij was in 1847 getrouwd met Charlotta barones van Oldeneel tot Oldenzeel (1809-1881). Zij woonde tot haar overlijden op het kasteel waarna haar erfgenamen de Cannenburch verkochten. Zij werd begraven op het parochiekerkhof op de Oosterhof in Vaassen. Het echtpaar had geen kinderen.
15 AUGs PB 1866
In de jaren 1960 was er een grote renovatie nodig. Door hoge druk van de grond bezweek een muur van de kelder. Waar er jarenlang vraagtekens waren over het aantal lichamen in de kelder kwam bij de herstelwerkzaamheden vast te staan dat ook Peter Bervoets in augustus 1866 werd bijgezet. Hij was de jachtopziener van de broers Isendoorn. Hij wordt herdacht met een gietijzeren kruis met het opschrift ’15 AUGs PB 1866’ op het grasveld boven de kelder.
Te midden van de uitgestrekte van de boswachterij De Vuursche ligt het rustieke dorp Lage Vuursche. De meeste huizen langs de Dorpsstraat hebben een horeca- of winkelfunctie gekregen. In 1640 liet Gerard van Reede de hofstede Drakensteyn vervangen door een nieuw achthoekig kasteel. Naast het kasteel stichtte hij ook het dorp Lage Vuursche. Op zijn initiatief werd er een school, kerk, molen, pastorie en een rechthuis annex herberg gebouwd.
Naast de Stulpkerk ligt een klein kerkhof uit 1790 met een rechthoekig padensysteem. In de loop der tijd is het kerkhof verschillende keren uitgebreid richting kasteel Drakensteyn. Links vlak naast de ingang staat een stenen baarhuisje. ‘Zalig zijn de doden die in de Heere sterven’, staat te lezen op het smeedijzeren hek. Op het kerkhof bevindt zich de graftombe van amateurarcheoloog J.H. Insinger (1854-1918), ontworpen in Egyptische stijl door de architect Johan Wilhelm Hanrath.
Klooster in verval
Klooster Aan het einde van de lommerrijke Kloosterlaan ligt het voormalige klooster en sanatorium Sint Elisabeth dat in 1927 door de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort werd gesticht. Jonkvrouw Elisabeth F.M Bosch van Drakestein (1853-1931), bewoonster van het kasteel Drakensteyn, bood samen met haar familie de zusters in 1925 voor 3000 gulden een perceel bosgrond aan. De familie stelde bovendien 128.000 gulden beschikbaar om de bouw van het klooster te kunnen realiseren. Ze stelde als enige voorwaarde dat de kerk ook voor buitenstaanders toegankelijk moest zijn. Het dorp had immers geen katholieke kerk en de gelovigen moesten in Soest ter kerke gaan. Het huis en de kapel werden op 1 september 1927 ingewijd. In 1938 werd er een sanatorium bijgebouwd voor de behandeling van de zusters die aan tuberculose leden. Veertig jaar later werd het klooster omgebouwd tot verpleeghuis. De zusters zijn inmiddels vertrokken. Het klooster staat leeg en in 2018 zijn twee vleugels afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Het zorgcentrum Elisabeth Park bestaat uit drie gebouwen. het verlaten klooster maakt een ontredderde indruk: de vleugels zijn ruw geamputeerd en met plastic dichtgemaakt. Over de toekomst van het klooster en de kapel bestaat grote onduidelijkheid.
Kloosterbegraafplaats Achter het complex bevindt zich de kleine kloosterbegraafplaats. De vergunning voor deze begraafplaats werd aangevraagd op 1 september 1927 en op 15 september van dat jaar verleend. Volgens de vergunning moest de begraafplaats afgescheiden worden van de omgeving door een haag. De opzet van de dodenakker is vrij eenvoudig: een hoofdpad waarop de zijpaden uitkomen. Aan het eind van het hoofdpad staat een groot kruis. Op deze begraafplaats liggen behalve de zusters ook de rectoren van het zusterhuis en enkele weldoeners begraven. Aan de linkerkant van het hoofdpad stonden op de graven lessenaars (schuin liggende stenen) met de naam van een zuster, aan de rechterkant rijen met kruisen.
In 2005 is de begraafplaats ingrijpend veranderd. De kruisen en de oude lessenaars zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor gras. De namen van de zusters die hier begraven zijn, staan op verschillende monumenten vermeld. In 2017 is er een kapelletje aan de rand van de begraafplaats gebouwd. Op het grasveld voor het kruis liggen zusters begraven die in de afgelopen jaren zijn overleden.
Van een ‘levendige’ kloosterbegraafplaats vol met grafstenen en groen is deze verworden tot een strak grasveld met verspreid staande verzamelmonumenten, een rij graven van rectoren en weldoeners, een wit kruis en enkele recente graven. Een enkele boom doorbreekt de monotonie.