Het dorp Kloosterburen ligt in de Marnestreek, het land van wierden, maren, dijken en kwelders, in het noordwesten van de provincie Groningen. De naam verwijst naar de twee kloosters die hier vroeger hebben gestaan: Oldeklooster (gesticht rond 1175) en Nijenklooster (1204), beide behorende tot de orde der premonstratenzers. Deze kloosterlingen legden nadruk op eenvoud, soberheid, isolement en hard werken.
Er staan twee mooie kerken in het dorp: de van oorsprong 13de-eeuwse hervormde Nicolaaskerk en de 19de-eeuwse katholieke Sint-Willibrorduskerk. Het dorp kent drie begraafplaatsen: de oude begraafplaats (gesloten) rond de hervormde kerk, de katholieke begraafplaats (1871) en de algemene begraafplaats (1871).
Hervormde kerk Na de overgave van stad Groningen, kwam de kerk van het Oldeklooster in handen van de protestanten. Deze kerk werd in de 17de eeuw vervangen door een nieuwe kerk, die echter gesloopt werd in 1815. In 1843 werd de huidige Hervormde kerk gebouwd. Rond de kerk lag een kerkhof waar de inwoners van het dorp werden begraven. Na 1871 nam het aantal begrafenissen op het kerkhof snel af door de ingebruikname van twee nieuwe begraafplaatsen: de R.K. begraafplaats en de naastliggende algemene begraafplaats.
Katholieke enclave Kloosterburen is sinds eeuwen een rooms katholieke enclave in het verder overwegend protestantse Groningen. In het midden van het dorp ligt aan de Hoofdstraat de grote neogotische Willibrorduskerk die vanuit het omliggende ‘Hoge Land’ al van verre te herkennen is. In 1842 kreeg het dorp een katholieke kerk, een eenvoudig zaalkerkje in Waterstaatstijl, dat in 1864 alweer te klein was.
Overzicht RK Begraafplaats
Voor de bouw van een grotere kerk maakte architect P.J.H. Cuypers het ontwerp. In 1869 was het kerkgebouw voltooid. Cuypers schetste een sober vormgegeven gebouw passend bij het dorpsbeeld. Achter de kerk ligt de fraaie K(C)loostertuin, een mix van bloemen, kruiden, groenten en fruitbomen.
In 1871 kregen de katholieken een eigen begraafplaats gelegen aan de Kloostersingel. In hetzelfde jaar opende de Algemene Begraafplaats met de ingang aan de Hoofdstraat.
Gebruiken bij begrafenissen in Kloosterburen in de 19de eeuw. Uit: Hogelandster 21-09-1994
Ruime een eeuw geleden bestonden op het Groninger platteland overal nog kluften of naberschappen. Dit waren buurtverenigingen, voornamelijk voor onderlinge bijstand bij nood en dood. Die te Kloosterburen worden genoemd in een brief van het gemeentestuur van Kloosterburen aan Gedeputeerde Staten van 1845. De belangrijkste taken bestonden uit: waken en oppassen bij zieken, luiden van de klok bij begrafenissen, het graf graven en het ter aarde bestellen van lijken. Hierbij waren de buren van een zieke of overledene behulpzaam. Verder hadden de volmachten van de naberschappen het toezicht op het kerkhof. Toen in 1828/1929 de schoolmeesters in de provincie Groningen opdracht van de provinciale commissie van onderwijs kregen om de toestand in hun kerspel, de gewoonten en verdere bijzonderheden te beschrijven werd dit in Kloosterburen gedaan door de schoolonderwijzer R.A. Venhuis. In zijn rapport zijn de gewoonten bij begrafenissen beschreven, zoals die 1828 gebruikelijk waren. Hij schreef o.a. het volgende:
Wierum is een kleine buurtschap gelegen op een 4,8 meter hoge wierde en ligt op korte afstand van het Reitdiep. Vroeger werd de naam Wierum ook gebruikt voor het groepje huizen ten oosten van het Reitdiep, dat sinds de 19de eeuw als Wierumerschouw wordt aangeduid. Op de wierde bevinden zich een boerderij, twee huizen, een kerkhof en een natuurbegraafplaats. Ten zuiden van Wierum ligt de wierde Enens met de kop-hals-rompboerderij De Paddepoel uit 1859.
Foto Mary Kuiper
Begraafplaats Wierum
Vogel schreeuwt tegen de lucht. Zo brons kan dood zijn.
De schelpen zijn een weg naar Santiago de Compostella hier in Wierum. Onwennig liggen ze op dit eiland zonder branding, zonder zon. De gloedgele bol is een roestrood hek, tralies om het leven. Mijn liefste! Mijn medepelgrim van de Weg.
Bewonder mijn vleugels. Zwever.
Rense Singraven Uit: Sloop de stad met tedere woorden, 2008.
Begraafplaats Wierum. Foto Mary Kuiper
De begraafplaats van Wierum is ruim een hectare groot en bevindt zich op het oudste gedeelte van de wierde. In de 13de eeuw werd op de heuvel een kerk gebouwd met daarbij een kerkhof. Na de afbraak van de kerk in 1829 bleef de begraafplaats aanwezig. Het oudste graf dateert uit 1679. De Hervormde gemeente Dorkwerd beheert de bestaande begraafplaats. De wierde had voor de afgravingen een omvang van 5 tot 6 hectare. Tussen 1912 en 1916 werd ongeveer driekwart afgegraven voor het gebruik van terpaarde. Alleen rond de gebouwen, het kerkhof en de weg bleef de wierde intact.
De begraafplaats van Wierum lag tot voor kort nog op eenzame hoogte. Tussen 2006 en 2008 is het grootste deel van de wierde hersteld met gebruikmaking van 80.000 m³ klei, baggerspecie uit het Van Starkenborghkanaal. Een bewoners wilde niet meewerken aan de ophoging van de afgegraven wierde. Een stukje Wierum ligt dus lager.
Foto Mary KuiperFoto Mary Kuiper
Natuurbegraafplaats Wierum
Grenzend aan de bestaande begraafplaats ligt de wierdebegraafplaats met ruimte voor 250 graven. De begraafplaats is een hectare groot en bevindt zich op het gedeelte van de wierde dat is opgehoogd. De dodenakker wordt als bloemrijk grasland beheerd.
Natuurbegraafplaats Wierum
Een houten hek geeft toegang tot de begraafplaats. Direct daarachter staat een informatiebord van het Groninger Landschap en Uitvaartverzorger Algemeen Belang Dela, de initiatiefnemers van deze natuurbegraafplaats. Een paar bankjes bieden een zitplaats voor bezoekers. Het terrein is kaal en gaat op in het vlakke Groninger land. Er zijn wat paden over het terrein uitgezet. Zandhopen met een herinneringssteen markeren de graven.
De Rijksstraatweg (N833) van Culemborg naar Geldermalsen passeert het dorp Buurmalsen. Volgens de overlevering stichtte Suitbertus, een metgezel van Willibrordus, op 26 september 696 een kerk in Uberan Malsena (Overmalsen), het tegenwoordige dorp Buurmalsen. Rond de kerk ligt een kerkhof dat al eeuwenlang in gebruik is.
Opvallend zijn de graven van familie Heuff van de nabijgelegen boerderij Keizershof. Het bouwwerk bestaat uit een eenvoudige bakstenen opbouw met plat dak waarop vier zerken liggen. De Hervormde kerk van het buurdorp Tricht, van ouds aan St. Pieter gewijd, ligt midden in het dorp. Het kerkhof is in na de opening van de nieuwe begraafplaats gesloten en geruimd.
Begraafplaats
De toenmalige gemeente Buurmalsen die de dorpen Buurmalsen en Tricht omvatte, liet in 1873 aan de Lingedijk een nieuwe begraafplaats aanleggen. Het kerkhof in Tricht werd in 1874 gesloten, op het kerkhof in Buurmalsen werd tot de jaren 1990 nog begraven. Een beukenhaag omsluit de begraafplaats Buurmalsen , die bestaat uit drie deelgebieden. De begraafplaats een omvang van ruim 1,5 ha en bezit twee ingangen. De laatste uitbreiding heeft een eigen ingang gekregen, terwijl tegenover de oude ingang parkeerplaatsen zijn aangelegd.
Aanleg in drie fases
De oorspronkelijke ‘oude’ begraafplaats ligt rechts van de ingang en werd tussen 1871 en 1873 ingericht. Dit sfeervolle deel kenmerkt zich door oude, deels vervallen graven, twee grote grafmonumenten, graftrommels, enkele monumentale bomen en grote taxussen. De graven liggen in rijen tussen een rondlopend pad.
In de jaren 1920 werd ten westen van de oude begraafplaats de eerste uitbreiding gerealiseerd. Het terrein bestaat uit graven langs diagonale paden. Tussen de graven zijn hagen geplant en verspreid staan diverse bomen.
Begin jaren 1970 vond de recentste uitbreiding plaats. De uitbreiding was functioneler dan de eerdere uitbreiding. Haaks en parallel langs een hoofdpad zijn diverse grafvelden gelegen. Grind bepaalt hier het aanzien.
Bronnen: bezoek begraafplaats 22-05-2025. Rapport Beleids- en beheerplan begraafplaatsen West Betuwe 2019 – 2023. Inventarisatie opvallende en historische grafbedekkingen 22 gemeentelijke begraafplaatsen, Gemeente West Betuwe 2024, Gemeente West Betuwe 2024.
Het is maar korte oversteek met de pont over de Lek van Culemborg. Dan over de Veerweg, de Lekdijk, onder het spoor en door de weilanden naar Schalkwijk. Net voor het dorp ligt aan de spoorlijn het terrein waar tot in de middeleeuwen de ridderhofstad Schalkwijk stond, de Tuin van Jhr. Ram bij. In deze gereconstrueerde 17de-eeuwse tuin speelden voedsel en geneeskrachtige planten een grote rol. De contouren van het verdwenen kasteel zijn goed zichtbaar. De grachten zijn opnieuw uitgegraven en de resten van de fundering zijn nog aanwezig n de bodem.
Jonkheer Adriaan Ram, de naamgever van de tuin Ⓐ, werd in 1599 geboren als telg van een adellijke katholieke Utrechtse familie. Hij kocht in 1633 de ridderhofstad Schalkwijk en verwierf 1647 de ambachtsheerlijkheid Schalkwijk. Hij bood de overwegend katholiek gebleven bevolking van Schalkwijk een schuilkerk in de toren van het kasteel. In 1651 werd Ram gevangen genomen. De toren werd afgebroken en zijn gezin verbannen uit ’t Sticht. Hij moest noodgedwongen zijn kasteel verkopen.
RK Michaëlkerk
Het langgerekte Schalkwijk ligt aan de in 1122 gegraven Schalkwijkse Wetering. Rond de kerk aan de Brink ontstond een kleine dorpskern. Nadat jonkheer Ram in 1651 werd verbannen, werden één (of meer) boerderijen opengesteld om katholieke diensten te houden. In 1696 werd een boerderij aangekocht waarin waarschijnlijk al gekerkt werd. Deze (schuil)kerk lag tussen het latere kerkhof en de Wetering en is de voorloper van de ernaast gebouwde Michaëlkerk. De schuilkerk werd in 1760 herbouwd, waarna in 1818 het kerkhof werd aangelegd. Aan de zijde van het kerkhof werd, ook in 1818, een toren tegen de gevel van de kerk aangebouwd. In 1834 werd het woongedeelte afgebroken en een nieuwe pastorie gebouwd, het huidige Lucashuis. In 1834 en 1837 werd de kerk aan beide zijden verlengd en in 1837 opgehoogd. (Lucashuis en schuilkerk in stippellijnen, linksonder op de “Plattegrond RK Kerkhof”), In 1876 gaf het aartsbisdom Utrecht de opdracht tot de bouw van een nieuwe kerk, een ontwerp van de bekende Utrechtse bouwmeester Alfred Tepe. Dankzij de rijkdom van de Schalkwijkse katholieke boeren verrees een kerk die plaats bood aan vijfhonderd menen en al gauw de bijnaam de ‘kathedraal van het Sticht’ kreeg. Het rijke interieur is van de hand van Friedrich Wilhelm Mengelberg.
Plattegrond RK Kerkhof. Bron: Blijf mij nabij…
Kerkhof
Aan de noordoostkant van de kerk lag al in 1818 een klein kerkhof ③ van 25 bij 20 meter. De doden waren in een enkele laag op rij begraven. Toen de kleine dodenakker vol raakte, werden zij boven elkaar ter aarde besteld. Toen het verbod op begraven in kerken per 1 januari 1829 van kracht werd, werd op het kerkhof een graftombe voor de familie De Wijkerslooth gebouwd. In hetzelfde jaar werd op 23 oktober de tombe in gebruik genomen met de bijzetting van Anna Catharina Maria van Wijkerslooth van Weerdesteyn, geboren Ram van Schalkwijk (1760-1828).
Grafkapel
In 1864 werd een grafkapel gebouwd voor de familie Van Wijkerslooth. De kapel diende ter nagedachtenis van de in 1851 overleden Mgr. Cornelis Ludovicus de Wijkerslooth (1756-1851), heer van Schalkwijk en Weerdesteyn. Hij was de eerste bisschop voor de ‘Hollandse Zending’, d.w.z. Nederland boven de grote rivieren en wegbereider voor het herstel van de katholieke hiërarchie. Na zijn overlijden werd hij in eerste instantie bijgezet in de oude graftombe en in 1864 samen met zijn moeder overgebracht naar de grafruimte onder de kapel. Anno 2025 rusten er achttien familieleden in de kelder. In 1849 en later in 1877, 1880, 1931, 1981 en 2013 werd het kerkhof uitgebreid. Het kerkhof heeft nog steeds het karakter van een dorpskerkhof.
Garafkapel familie Wijkerslooth
De grafkapel heeft de plattegrond van een Grieks kruis. Boven de dubbel toegangsdeuren bevinden zich in reliëf twee klimmende leeuwen die de wapens van de opdrachtgever en zijn vrouw dragen. Boven deze familiewapens is een natuurstenen gedenkplaat aangebracht met de inscriptie: Grafstede der familie Wijkerslooth van Weerdesteyn & Schalkwijk. De vloer van de kapel is bedekt met kleurige tegels. In de zuidoostelijke kruisarm staan twee levensgrote marmeren beelden: de H. Anna en de H. Cornelius. Onder het venster in de noordoostelijke kruisarm staat een zandstenen altaar met in goud geschilderd de Alfa en de Omega. In de buitengevel bevindt zich onder dit raam de ingang van de grafkapel.
Kerkhof Hervormde Kerk
Toegangspad Verloren kerkhof
Tussen de Provincialeweg en de spoorlijn ligt aan de Brink, het oude centrum van Schalkwijk, de Hervormde kerk ②. De huidige kerk bestaat uit een eenbeukig schip, een romaanse toren en een gotisch koor. De eerste kerk stond rond 1164 op deze plek, maar rond 1220 verscheen er een kerkje van tufsteen. Ook staat er dan al een toren. Rond 1500 wordt de kerk vergoot en in gotische stijl herbouwd. De toren wordt verhoogd met een verdieping en krijgt een gotische spits. In 1804 werd het koor verlaagd en het schip vervangen door het huidige. De kerk was oorspronkelijk gewijd aan St.-Michaël. Het praalgraf van Balthazar de Leeuw (1714-1754), ambachtsheer van Schalkwijk, neemt de westzijde van de kerk in beslag. Hij plaatste een leeuw in plaats van een haan als windvaan op de toren. Rond de kerk ligt een bescheiden kerkhof.
Het Verloren kerkhof
Schalkwijk kende tot 1951 nog een derde begraafplaats die bekend staat als het ‘Verloren kerkhof’ ①. Deze begraafplaats lag aan de Achterdijk in het buitengebied van Schalkwijk. In een scherpe bocht van de Achterdijk verwijst een bord naar een Vogelkijkhut en het ‘Verloren kerkhof’. Het terrein lag vermoedelijk in de berm van het pad en was niet meer dan ‘1 are en 18 centiare’ (1018 m²) groot. Bij de vogelkijkhut herinnert niets meer aan het kerkhofje.
De begraafplaats was bestemd voor het begraven van zwervers die in de gemeente Schalkwijk en Tull en ’t Waal overleden en drenkelingen die in de uiterwaarden van de Lek aanspoelden. Het waren personen zonder gegevens van herkomst en van wie men niet wist of ze lid waren van een kerkgenootschap. Omdat de gemeentes Schalkwijk en Tull en ’t Waal geen algemene begraafplaats hadden, werden deze overledenen begraven op het ‘neutrale’ kerkhofje nabij de Lek. Op 8 augustus 1945 vond daar de laatste begraving plaats. De begraafplaats werd gesloten op 12 februari 1951. Er werd toen een klein deel van het kerkhof van de Hervormde kerk in Schalkwijk afgescheiden als openbare begraafplaats. Deze overeenkomst werd in 1962 weer ontbonden, toen Schalkwijk, Tull en ’t Waal en Houten tot één gemeente, genaamd Houten, werden samengevoegd. Houten had wel een algemene begraafplaats.
Bronnen: P.M. Heijmink Liesert, Blijf mij nabij… Uitgever: RK Locatie Heilige Michaël Schalkwijk en Tull en ‘t Waal. Met dank aan Peter den Hartog voor zijn bijdrage over de geschiedenis van de schuilkerken in Schalkwijk. Bezoek aan Schalkwijk.
Lage Vuursche - Kloosterbegraafplaats Sint-Elisabeth
Te midden van de uitgestrekte van de boswachterij De Vuursche ligt het rustieke dorp Lage Vuursche. In 1640 liet Gerard van Reede de hofstede Drakensteyn vervangen door een nieuw achthoekig kasteel. Naast het kasteel stichtte hij ook het dorp Lage Vuursche. Op zijn initiatief werd er een school, kerk, molen, pastorie en een rechthuis annex herberg gebouwd. Het ‘pannenkoekendorp’ telt 285 inwoners, maar trekt jaarlijks veel wandelaars en dagjesmensen. De meeste huizen langs de Dorpsstraat hebben een horeca- of winkelfunctie gekregen.
Stulpkerk
Foto Detail graf Insinger. Ferro, F., Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Naast de Stulpkerk ligt een klein kerkhof uit 1790 met een rechthoekig padensysteem. In de loop der tijd is het kerkhof verschillende keren uitgebreid richting kasteel Drakensteyn. Links vlak naast de ingang staat een stenen baarhuisje. ‘Zalig zijn de doden die in de Heere sterven’, staat te lezen op het smeedijzeren hek. Op het kerkhof bevindt zich de graftombe van amateurarcheoloog J.H. Insinger (1854-1918), ontworpen in Egyptische stijl door de architect Johan Wilhelm Hanrath.
Klooster
Aan het einde van de lommerrijke Kloosterlaan ligt het voormalige klooster en sanatorium Sint-Elisabeth dat in 1927 door de zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Amersfoort werd gesticht. Jonkvrouw Elisabeth F.M. Bosch van Drakestein (1853-1931), bewoonster van het kasteel Drakensteyn, bood samen met haar familie de zusters in 1925 voor 3000 gulden een perceel bosgrond aan. De familie stelde bovendien 128.000 gulden beschikbaar om de bouw van het klooster te kunnen realiseren. Ze stelde als enige voorwaarde dat de kerk ook voor buitenstaanders toegankelijk moest zijn. Het dorp had immers geen katholieke kerk en de gelovigen moesten in Soest ter kerke gaan.
Het huis en de kapel werden op 1 september 1927 ingewijd. In 1938 werd er een sanatorium bijgebouwd voor de behandeling van de zusters die aan tuberculose leden. Veertig jaar later werd het klooster omgebouwd tot verpleeghuis. De zusters zijn inmiddels vertrokken. Het klooster staat leeg en in 2018 zijn twee vleugels afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Het zorgcentrum Elisabeth Park bestaat uit drie gebouwen.
Kloosterbegraafplaats
Achter het complex bevindt zich de kleine kloosterbegraafplaats. De vergunning voor deze begraafplaats werd aangevraagd op 1 september 1927 en op 15 september van dat jaar verleend. Volgens de vergunning moest de begraafplaats afgescheiden worden van de omgeving door een haag. De opzet van de dodenakker is vrij eenvoudig: een hoofdpad waarop de zijpaden uitkomen. Aan het eind van het hoofdpad staat een groot kruis. Op deze begraafplaats liggen behalve de zusters ook de rectoren van het zusterhuis en enkele weldoeners begraven. Aan de linkerkant van het hoofdpad stonden op de graven lessenaars (schuin liggende stenen) met de naam van een zuster, aan de rechterkant rijen met kruisen.
In 2005 is de begraafplaats ingrijpend veranderd. De kruisen en de oude lessenaars zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor gras. De namen van de zusters die hier begraven zijn, staan op verschillende monumenten vermeld. In 2017 is er een kapelletje aan de rand van de begraafplaats gebouwd. Op het grasveld voor het kruis liggen zusters begraven die in de afgelopen jaren zijn overleden. Van een ‘levendige’ kloosterbegraafplaats vol met grafstenen en groen is deze verworden tot een strak grasveld met verspreid staande verzamelmonumenten, een rij graven van rectoren en weldoeners, een wit kruis en enkele recente graven. Een enkele boom doorbreekt de monotonie.
Een van de intiemste kerkhoven in Zuid-Beveland ligt in het dorp Sinoutskerke. Het is gelegen op een verhoogde dorpsterp en is ovaal van vorm. De vorm heeft het te danken aan het feit dat er tot in 1906 een kerk stond. Sinoutskerke laat zich niet gemakkelijk vinden, het ligt verscholen in de Zak van Zuid-Beveland. De ‘Zak’ is een natuurgebied met een karakteristiek patroon van polders, dijken, kreken, poelgronden en welen.
Klein dorp
Sinoutskerke ontstond in de 12de eeuw op een smalle kreekrug in de Zak van Zuid-Beveland. Het dorp bleef klein, uitbreidingsmogelijkheden waren er nauwelijks. De Tachtigjarige Oorlog liet een spoor van vernielingen achter waardoor dorpsbewoners naar veiliger oorden trokken. Uiteindelijk bleven nog maar elf huizen over. Waarschijnlijk heeft er vanaf de stichting van het dorp al een kerkje gestaan. De kerk leed lang een kwijnend bestaan, maar werd in 1906 na een brand afgebroken en niet meer herbouwd. Het kerkhof bleef verweesd achter. Het kerkbestuur moest de vrijkomende grond na de sloop van de kerk bestemmen als gemeentelijk begraafplaats en voor 99 jaar aan de gemeente verpachten.
Lijkenhuisje
Memento mori-steen
Bij de sloop bleef in eerste instantie het lijkenhuisje behouden. Het huisje bleek echter dusdanig bouwvallig dat het uiteindelijk afgebroken moest worden. Er werd een nieuw lijkenhuisje gebouwd: een eenvoudig huisje in traditionele stijl met een oude memento mori-steen uit 1637. De steen, afkomstig van het gesloopte lijkenhuisje, werd ingemetseld boven de deur. Nu herbergt het huisje tuingereedschap.
Tekst memento mori-steen
Dat ghy nu syt waren wy voor dese Dat ick nu ben sult ghy haest wesen Siet vry op my en vraecht alleman
Of tiemandt tgheslacht wel kennen kan Gedenckt opt sterven
Anno 1637
Wat u nu bent waren wij vroeger ook Wat ik nu ben zult u binnenkort zijn Bekijk mij gerust en vraag aan iedereen Of iemand nog weet uit welk geslacht ik ben Bedenk dat u ook zult sterven
Anno 1637
Het is aan ’s-Heer-Abtskerke te danken dat het kerkhof van Sinoutskerke er nog is. Het dorp had geen plek meer op het kerkhof en in Sinoutskerke was genoeg plaats om ook de overledenen uit ’s Heer-Abtskerke te begraven. Sinds 2003 wordt de klok weer geluid tijdens begrafenissen. In dat jaar werd een klokkenstoel op het kerkhof geplaatst.
Memento mori-steen
Grote treurbeuk
Het kerkhof wordt doorsneden door een grindpad met enkele bomen en aan het eind een lijkenhuisje. Verder nog enkele zijpaden bedekt met grind, het achterste deel bestaat uit gras en het geheel is omgeven met een heg. Wat de begraafplaats afgezien van de geschiedenis zo bijzonder maakt, is de beplanting. Bij de ingang van het kerkhof staat een treurbeuk uit 1880-90 en naast het lijkenhuisje staat een aantal treuressen uit 1830-40