Op de top van de Kavelberg, de berg waarnaar Muiderberg (‘Berg bij Muyden’) is genoemd, staat de middeleeuwse Kerk aan Zee. Met een hoogte van 5,3 meter is de Kavelberg het hoogste punt van het dorp. Landschappelijk gezien is de berg een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug. De stuwwal strekt zich uit van de Kavelberg tot de Grebbeberg bij Rhenen.
Woeste Zuiderzee
De kerk van Muiderberg, Kerk aan Zee, ligt op een prachtige plek met uitzicht op de voormalige Zuiderzee. Nu kijk je uit op het Gooimeer en de skyline van Almere. De geschiedenis van de kerk gaat terug tot de 15de eeuw toen op de plek waar eerder een kapel had gestaan een laatgotische kerk werd gebouwd. De kerk lag oorspronkelijk niet aan de Zuiderzee. Door het gebeuk van de golven verdween jaarlijks een meter strand en duinen. Bij zware overstromingen, zoals in 1916, werd wel vijftig tot honderd meter duin weggeslagen. Na de aanleg van de Afsluitdijk kwam de ‘zee’ tot rust.
Groen beheer
Rond de kerk ligt een kleine, sfeervolle begraafplaats. De laatste jaren is de begraafplaats omgetoverd van een kaal en zanderig terrein tot een weelderig hof vol met bomen, struiken en planten. In het voorjaar bloeien de stinsenplanten volop. Een rood geverfd hek geeft toegang tot de trap naar de kerk en het kerkhof. Aan de ‘zeekant’ ligt een lager gelegen terras dat bereikbaar is via een eigen hek maar aan de achterzijde van de kerk uitloopt op de eerste ring. Aannemelijk is dat de eerste begrafenissen rond 1690 hebben plaatsgevonden. Anno 2025 liggen er circa 160 graven. Tegen het muurtje tussen het lage en hoge terras staan grafstenen die na de ruiming van de graven bewaard zijn gebleven.
Voor de vergroening. Foto ’t Gooi.infoNa de vergroening
Graf van een Poolse zeeman
Aan de noordzijde van de kerk ligt een grafkelder die afgedekt is met een zware, gebroken zerk. Het verhaal gaat dat hier een Poolse officier begraven ligt. Op het in 1870 aangespoelde lijk werd geld en een testament gevonden. Het was zijn wens om in een grafkelder begraven te worden waarin ook andere drenkelingen begraven konden worden. Op de zerk staat onder een familiewapen een spreuk gebeiteld: Menschlievendheid wacht niet naar dwang noch word weerhouden door belang. Op ▷ Dodenakkers is een reconstructie van de speurtocht naar de eigenaar van het graf. Het graf is volgens het onderzoek niet het graf van een Poolse zeeman, maar van Antoni Grunelius, (1705-1782) , een telg uit een Luthers geslacht van predikanten, bankiers en handelaren.
Kerk aan Zee Luuk Donders is lid van de onderhoudsploeg van de Begraafplaats aan Zee in Muiderberg. Hij schrijft regelmatig columns voor de Nieuwsbrief van de Kerk aan Zee.
En dat is ook te zien op Kerkhof aan Zee. Bloemen raken uitgebloeid, zaden worden door wind, insecten en vogels verspreid. Het blad verdort en vele vaste planten sterven bovengronds af en hun wortels gaan in de ruststand.
Het blad valt op de bodem zowel uit de bomen als van de planten. Dit is een soort natuurlijke bescherming voor de wortels van die planten. Het vormt als het ware een dekbed, vol voedingsstoffen en isolatie. Een schuilplek voor pieren, pissebedden, mieren en nog veel meer dieren. En dit alles tezamen een verrijking van de bodem.
Dat we het blad laten liggen is dus geen luiheid, maar een doelbewuste actie. We kunnen niet over de hele begraafplaats met compost strooien. Daar is het te groot en te duur voor. Het blad valt naar beneden, dus waarom laten we de natuur niet zelf het werk doen.
Als u het blad op het graf van uw dierbare wilt verwijderen, prima; maar laat het blad naast het graf rusten. Vorig jaar hebben we ook zo veel mogelijk laten liggen en met de hakselaar wat takken vermalen en het haksel uitgestrooid. Er is veel minder ongewenste wildgroei dan voorheen. De structuur van de bodem verbeterde. We houden wekelijks de paden bij.
Iedere vrijdagochtend onderhouden we met zo’n 5 à 6 man het kerkhof. De heren de Boer en Moerenhout hebben een heuse compostbak gemaakt achter het opslaghuisje. Dus we gaan nu ook actief composteren. Kortom denk niet dat we niets doen, we begeleiden de natuur en daar waar het echt uit de klauwen dreigt te lopen, grijpen we in.
In principe zitten we zelf niet aan graven, dat doen de nabestaanden, maar als we een graf zien vol met jonge esdoorn’boompjes’, paardenbloemen of brandnetels, dan trekken we dat eruit. Of als planten de buurgraven gaan overwoekeren, snoeien we dat weg. En we snoeien bv de lavendel op de graven als we zien dat dit nog niet gedaan is.
We gaan ook deze herfst weer stinsenbollen inkopen. Het is nu de tijd om ze te planten. Het is ook de tijd om planten op het kerkhof of in uw tuin uit te dunnen. Gooi ze niet weg, maar geef ze een nieuwe bestemming; bijvoorbeeld rondom de kerk. We houden ons altijd aanbevolen voor vaste, meerjarige planten. Hoe voller de hof begroeid is, hoe beter het is voor de bodem. We kregen al diverse varens, vrouwenmantel, mansoor, sedum, lelietjes van dalen, wolfsmelk en schoenlappersplanten (enz.).
Tot slot Vorige maand hebben voor ons onbekenden, alle kindergraven onder handen genomen, zonder dat daar toestemming voor was. Alles wat er groeide en bloeide is gestript. De graven waren ineens voorzien van lampjes, hondenbeeldjes en een enkele nieuw plantjes. Dit alles op geheel eigen initiatief en zonder medeweten van de nabestaanden. Dit gebeurde ook bij enkele andere graven en een urnkelder. Dit is een vorm van grafschennis (hoe goed bedoeld misschien ook).
Ommerschans - Herbouwd lijkenhuisje op de begraafplaats
“Eerst liepen wij tien minuten door heerlijke rogge en genaakten zoo het gesticht, dat een vrij aangenaam voorkomen heeft, zijnde met boomen hier en daar overschaduwd en op een oude Schans nog met grachten omringd, opgebouwd”, schreef de jurist Jacob van Lennep in 1823 over zijn bezoek aan de bedelaarskolonie in de Ommerschans. Op het eerste gezicht leek de landbouwkolonie aan de verwachtingen te voldoen: bedelaars en landlopers uit heel het land verdienden hier een eerlijke boterham door de wildernis te ontginnen en tot goudgele akkers om te vormen. Maar de schijn bedroog. Eenmaal binnen de muren van het gesticht troffen Van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp een bedroevende situatie aan vol honger, ziekte en onrecht.
De groene vestingwallen van de Ommerschans herinneren nauwelijks aan het drama dat zich hier twee eeuwen geleden voltrok. De begraafplaats is vrijwel het enige wat rest van de bedelaarskolonie Ommerschans. Onder de wortels van de bomen rusten mannen, vrouwen en kinderen, waarvan velen zonder naam en zonder steen zijn begraven. De begraafplaats vormt de enige tastbare herinnering aan de onvrije kolonie die tot mislukken was gedoemd.
Van schans tot strafkolonie
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd op de smalle zandrug door het plaatselijke moeras van een verdedigingsschans tussen 1623 en 1628 opgeworpen. De schans was bedoeld om de weg door het veen naar de noordelijke provincies te beschermen tegen de Spanjaarden. Later in de 17de eeuw nam de bisschop van Münster, bijgenaamd Bommen Berend, tot twee keer toe de Ommerschans in.
In 1819 werd het terrein in bruikleen gegeven aan de Maatschappij van Weldadigheid, een project van Johannes van den Bosch. De Maatschappij stichtte ‘vrije’ kolonies in onder andere Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. In de onvrije kolonie Ommerschans werden personen van ‘minder zedelijk en goed gedrag’ opgenomen: bedelaars, vagebonden, mensen die niet in staat waren een zelfstandig bestaan te leiden, vondelingen en weeskinderen. Op het terrein van de kolonie stonden naast het grote hoofdgebouw ook kerken, een school en een gevangenis. En er was zelfs een eigen begraafplaats met een lijkenhuisje.
De kolonie liep uiteindelijke tegen financiële problemen aan en werd in 1859 overgenomen door de regering. In 1870 werden de vrouwen en kinderen overgeplaatst naar Veenhuizen. Uiteindelijk werd de kolonie in 1890 definitief gesloten. Aan de rand van het gebied ging werd een opvoedingsgesticht voor ontspoorde jongens, dat de naam Veldzicht kreeg, gebouwd.
Begraafplaats
Nadat in 1821 de eerste bewoner in de kolonie overleed, werd op de oude verdedigingswal van de zuidelijke omgrachting een begraafplaats ingericht. In totaal zijn hier 5312 mensen begraven, waaronder 500 kinderen. De indeling van de begraafplaats is overzichtelijk: katholieken links (gewijde grond), protestanten rechts. De grafstenen vooraan zijn van personeelsleden van de straf- en bedelaarskolonie en hun familieleden. De kolonisten werden anoniem begraven in grote kuilen, zonder grafsteen of naam. De witte kruizen markeren de graven van de bewoners van de latere kliniek Veldzicht. De begraafplaats was oorspronkelijk een open terrein met langs de kant een rij grote eiken.
Achteraan ligt een grafzerk van de familie Moll. Petrus Moll was fabrieksbaas van het bedelaarsgesticht en lid van de katholieke kerk. Zijn vrouw en vier kinderen liggen hier ‘In afwachting des blijde herrijzenis’. Het grafschrift besluit met de woorden: ‘Dat zij rusten in vrede. Amen.’
Zientje Hoogenberg
Zientje Hoogenberg was de dertien jaar oude dochter van een pachter van een van de hoeven die bij de kolonie hoorde. Op 15 oktober 1889 werd zij door een van de bedelaars aangerand en met een mes om het leven gebracht.
Achterstallig onderhoud
in 2007 startte op initiatief van Staatsbosbeheer en de vereniging De Ommerschans het onderhoud de begraafplaats ter hand genomen. De oorspronkelijke padenstructuur, werd hersteld, het lijkenhuisje en het grafmonument van de familie Moll hersteld. De begraafplaats werd afgesloten met een toegangshek. Op de pijlers staan links de tekst OMMER en rechts SCHANS. Een kleine brug verbindt de begraafplaats met het vroegere kolonieterrein. Het gerenoveerde lijkenhuisje doet nu dienst als overdekt informatieruimte.
Op de handwijzer bij de kruising van de Kerklaan en Eikenlaan in Veenhuizen ontbreekt de verwijzing naar de Joodse begraafplaats. Een ‘hand’ wijst naar het Vierde Gesticht. Een hek met schrikdraad verspert het pad naar de begraafplaats, maar het laat zich gemakkelijk en zonder schrik openen. Aan het einde van het pad ligt een klein open terrein met wat verspreide bomen. Een witgeverfd houten hek vormt de toegang. De omheining bestaat uit betonnen paaltjes die met elkaar verbonden zijn door ijzerdraad.
Handwijzer
Veenhuizen werd in 1823 gesticht als onvrije kolonie en was in eerste instantie opgezet om vierduizend wezen en kinderen op te vangen. In het land ontstond grote weerstand tegen het sturen van kinderen naar de koloniën, waardoor het niet lukte om de kolonie Veenhuizen vol te krijgen.
Eén van de gebouwen in Veenhuizen werd daarom heringericht om bedelaars op te vangen. Ook joodse kinderen en bedelaars werden naar Veenhuizen gestuurd. In 1839 kreeg Veenhuizen een eigen synagoge en godsdienstig leraar.
Rijkswerkinrichting
In 1859 werd de kolonie Veenhuizen door de overheid overgenomen van de Maatschappij van Weldadigheid. Veenhuizen werd vanaf 1875 omgevormd tot een Rijkswerkinstelling voor gevangenen en ‘verpleegden’, zoals de bedelaars en de landlopers. Werden genoemd. Ook werden er vanaf 1863 geen Joodse wezen meer naar Veenhuizen overgebracht. Rond 1850 maakten ca. 276 Joodse mensen deel uit van de kolonie; tien jaar later waren dit er nog maar 64. Vanaf 1890 stuurde de Nederlandse staat geen Joodse mensen meer naar Veenhuizen; ze werden naar de Rijkswerkinstelling in Hoorn gestuurd. In dat jaar wordt de Joodse gemeente in Veenhuizen opgeheven.
Vierde Gesticht
In 1825 werden de hervormde en de rooms-katholieke kerk in Veenhuizen in gebruik genomen, Rond beide kerken werden kerkhoven aangelegd. Al snel bleken deze kerkhoven ongeschikt vanwege de te hoge grondwaterstand. Daarom werd in 1830 hoger gelegen perceel buiten het dorp de algemene begraafplaats aangelegd, later bekend als het Vierde Gesticht. Op de algemene begraafplaats was geen specifieke plek aangewezen voor joodse mensen. Dat wijst erop dat ze een andere plek hadden om hun doden te begraven. Naar alle waarschijnlijkheid werden de Joodse overledenen vanaf de oprichting van de kolonie begraven op de Joodse begraafplaats.
Joodse begraafplaats
Op het eerste gezicht lijkt de Joodse begraafplaats te bestaan uit een veld met enkele bomen en met slechts één grafsteen. In de begraafregisters zijn de namen van dertien Joodse mensen te vinden. Het aantal van 13 is onvolledig; het aantal wordt door archiefonderzoek geschat op 280. Op 27 april 1893 besloot Gedeputeerde Staten van Drenthe dat “indien de begraafplaats nog niet gesloten is, dit alsnog dient te gebeuren”. Vanuit de Joodse traditie van eeuwige grafrust kan een Joodse begraafplaats niet gesloten worden verklaard. Zolang er ruimte is, kan een Joodse begraafplaats gebruikt worden. In 1943 zijn nog twee overledenen begraven.
Eenzame stèle
Eenzame stèle op de Joodse begraafplaats
Op de begraafplaats staat een grijze staande grafsteen (stèle) vervaardigd uit Belgisch hardsteen. De bovenkant van de steen is halfrond. Op de grafsteen is een gekruiste palm- en eikentak als symbool aanwezig. De palmtak verwijst naar het paradijs, de eikentak staat symbool voor het eeuwige leven. Waar de takken elkaar kruisen, is een strik afgebeeld. Onderaan de grafsteen staat in sierlijk schrift de naam van de steenhouwer gebeiteld: G. Stuvel.
Landschapsbeheer Drenthe heeft in 2024 herstelwerkzaamheden op de begraafplaats uitgevoerd. Het grafveld is weer vrijgesteld van bomen, de beukenhaag is in ere hersteld, het toegangshek vervangen en de padenstructuur heraangelegd.
Grafsteen Jetta Jacoba Nieuwied
Hier is Het graf van een dierbare, flinke vrouw (Spreuken 31:10) De echtgenote van de weledele heer Itsik Nieuwied*
Zij werd met grote eer begraven de tweede Dag van Rosj Hasjana** 5623 TNSBH***
De Nederlandse tekst luidt: Jetta Jacoba Nieuwied Geboren Bargebuhr Overleden 23 september 1862
*= Het graf van Izak (Isik) Nieuwied bevindt zich op Joodse begraafplaats in Assen. **=Joods Nieuwjaar ***=De letters TNSBH staan voor de afkorting van vijf Hebreeuwse woorden die in het Nederlands betekenen: Moge haar ziel gebonden zijn in de bundel der levenden’
Praktische informatie
Joodse begraafplaats Veenhuizen Kerklaan (einde doodlopende weg). De toegangsweg is afgesloten met een hek en schrikdraad.
Vanaf de parkeerplaats aan de Elburgerweg is het een korte wandeling (volg de blauwe paaltjes) naar het graf van Cornelis Sebastiaan Buys Ballot. Hij was de zoon van meteoroloog Christophorus Henricus Didericus Buis (Buys) Ballot (1817-1890).
Graf Buys Ballot op begraafplaats Soestbergen in Utrecht. Foto onlinebegraafplaatsen.nl
Als oprichter van het KNMI in De Bilt heeft C,H.D. Buys Ballot in 1854 een belangrijke basis gelegd voor de mogelijkheden om het weer te voorspellen. In 1852 werd hij eigenaar van de landgoederen Welna en De Dellen in de buurt bij Heerde en Epe. Hier kon hij zich in alle rust wijden aan de wetenschap. Zijn onderzoeken bekostigde hij met het geld dat hij verdiende aan de bosbouw. wind en luchtdruk. Hij werd begraven op de Eerste Algemene Begraafplaats Soestbergen in Utrecht
Na het overlijden van Buys Ballot zette zijn zoon, Cornelis Sebastiaan (1850-1928), de bosbouwactiviteiten voort. Cornelis Sebastiaan overleed in 1928. Hij werd bijgezet in de grafkelder op het terrein van De Dellen. Zijn grafsteen is tot vandaag de dag vrij te bezoeken.
Graf Cornelis Sebastiaan Buys Ballot op landgoed De Dellen. Foto onlinebegraafplaatsen.nl
Engelmanskamp
Aan dezelfde Elburgerweg wijst niet ver voor het viaduct over de A28 een bescheiden bordje naar de Begraafplaats Engelmanskamp. Een lange oprijlaan eindigt bij het parkeerterrein bij de ingang van de begraafplaats. Over de aanleg en de geschiedenis van de Engelmanskamp is weinig terug te vinden. De aanleg vond plaats in 1972.
De begraafplaats ligt aan de rand van natuurgebied de Renderklippen, een groot natuurgebied dat bestaat uit met heide begroeide stuwwallen op de Veluwe tussen Heerde en Epe. De natuur zet zich voort op de begraafplaats die oogt als een bosgebied met zandpaden tussen de loof- en naaldbomen.
Heerde kent nog twee algemene begraafplaatsen: de Oude Algemene Begraafplaats (1850, gesloten) aan de Kamperweg en de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Meester Nijhoffstraat.
Binnen het dubbeldorp Wehe-Den Hoorn was Den Hoorn een katholieke enclave in het overwegend protestantse Hogeland. In 1730 kreeg Den Hoorn een schuilkerk, die in 1754 en 1803 vervangen moest worden door een grotere. In 1927 werd de huidige kerk gebouwd. De Sint-Bonifatiuskerk werd in 1926 ontworpen door vader en zoon Joseph Cuypers en Pierre Cuypers jr. in een expressionistische stijl. De kerk beschikte al sinds 1840 over een eigen begraafplaats.
Een gietijzeren hek aan de Warfhuisterweg geeft toegang tot de begraafplaats van R.K. Sint Bonifatiuskerk. In 1837 kocht pastoor Pierik dit terrein gelegen tussen de weg en het hofje waar zeer waarschijnlijk de eerste twee kerken uit 1730 en 1754 stonden. In 1840 werd in overleg met de gemeente de begraafplaats aangelegd onder voorwaarde dat een kwart gedeelte bestemd was voor protestante inwoners van het dorp. Eerst werden ook de overleden katholieken uit Kloosterburen hier begraven, maar dit dorp kreeg later een eigen begraafplaats. In 1873 is de begraafplaats heringericht en kreeg deze zijn huidige vorm.
RK Begraafplaats Wehe-Den Hoorn
De begraafplaats is eenvoudig van opzet. Aan het einde van het hoofdpad staat een calvariekapel (bouwjaar 1873) met aan de achterkant een aangebouwd baarhuisje. Dit baarhuisje werd in gebruik genomen als tijdelijke bewaarplaats voor overledenen tot aan de begrafenis. De calvariekapel annex baarhuisje werd gebouwd in de voor de architect A. Tepe kenmerkende sobere Nederrijnse baksteengotiek van de 14de en 15de eeuw. De kapel is geheel in baksteen uitgevoerd en heeft een T-vormige plattegrond voorzien van drie pinakels met een zadeldakje.
Calvarie
Tegen de achterwand staat de kruisiging, bestaand uit drie beelden die de gekruisigde Christus met links de moeder Maria en rechts de apostel Johannes voorstellen. Onderaan het kruis bevinden zich neergaande wortels die het leven symboliseren. De calvariegroep staat op een tombe die het graf na de kruisafname voorstelt. Aan de oostkant van het gebouwtje bevindt zich een dichtgemetselde deur; aan de westzijde de ingang tot het baarhuisje. Rechts van de calvariekapel ligt het graf van pastoor W. H. Veling Smale – hij was van 1871 tot 1918 pastoor Op Den Hoorn – en van zijn broer Cornelius Smale.
‘Hier rusten twee eerwaarde broeders. Cornelis Smale, pastoor te Heino, geb. te Zwolle 16 aug 1824, overl. te Den Hoorn 13 juni 1909. Willem Hendrik Veling Smale, pastoor te Den Hoorn geb. te Zwolle 13 sept. 1821, overl. te Groningen 19 juli 1918.
‘Gelijk zij gedurende een leven door geboorte, geloof en liefde verenigd, mogen zij hier en daar boven nimmer gescheiden worden’, staat er te lezen. Deze beide pastoors waren oorspronkelijke in de derde kerk bij de Hoornstertil aan de Mernaweg begraven. Bij de afbraak van de deze kerk in 1927 werden zij herbegraven op ‘het kerkhof.
De talrijke 19de-eeuwse grafmonumenten op de begraafplaats zijn in verticale kruisvorm of hebben een kruis in de top. Het oudste graf bevindt zich in de noordoosthoek van de begraafplaats Dit is van Arnoldus J. Paping, bouwheer van de derde kerk en pastoor Op Den Hoorn 1803-1823. Dit graf is versierd met vanitas- symbolen – afbeeldingen van schedels en andere symbolen van dood en vergankelijkheid – in hoogreliëf.
Ingesloten tussen kantoorgebouwen ligt de Oude Rooms-Katholieke Begraafplaats te wachten de eeuwigheid. In 1853 kregen de katholieken in Zeist hun eigen kerkhof achter de rooms-katholieke kerk aan de Utrechtseweg. Daarvoor werden katholieke doden op de algemene begraafplaats aan de Bergweg of in Bunnik of Soesterberg begraven.
In 1855 werd de begraafplaats officieel in gebruik genomen toen de door de gemeente verplichten muur klaar was. Paulus van Melzen was echter al twee eerder begraven. Het kerkhof had een oppervlakte van 46 bij 20 ellen (32 x 13,5 meter) en was via een hek aan de Utrechtseweg bereikbaar.
Sarcofaag van Leonardus Franciscus de Bruijn
Zoals een katholieke begraafplaats betaamt had het terrein een indeling in de vorm van een Latijns kruis waardoor het in vier vakken was verdeeld. Dit komt overeen met de vier klassen waarin begraven werd. Elke klasse had een kinderhof aan de buitenste rand van het vak. Er was ook een ongewijd gedeelte, vak vijftien, voor het begraven van ongedoopten; meestal levenloos geboren of vlak na de geboorte overleden kinderen.
In 1949 werd de muur om het kerkhof afgebroken en werd een deel van de pastorietuin bij het kerkhof betrokken, overigens zonder toestemming van de gemeente. De laatste begrafenis vond plaats in 1970.
Door de opening van het rooms-katholieke deel op de Algemene Begraafplaats (nu Gedenkpark Zeisterbos) aan de Woudenbergseweg in 1968 en de toename van het aantal crematies daalde het aantal begrafenissen sterk. De begraafplaats werd in 1976 gesloten; het doodgravershuisje werd twee jaar later afgebroken. De kerk en het kerkhof werden in 1980 verkocht aan een projectontwikkelaar; de kerk werd in 1981 gesloopt. Het kerkhof werd in 1988 op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst mede vanwege een aantal karakteristieke graven zoals de graftombe van Leonardus Franciscus de Bruin, overleden in 1861: een sarcofaag met een half afgeschoven kleed.
Plattegrond begraafplaats
Priestergraf en sarcofaag Het is even zoeken naar de begraafplaats in de straatjes achter de Utrechtseweg. Maar het half overgroeide straatnaambordje Pastoor Cohustraat (pastoor St. Josephparochie 1842-1958) geeft aan dat de begraafplaats in de buurt moet zijn. Een paadje leidt naar een groen toegangshek dat van het slot is. Dan betreed je een verwilderde tuin met scheefgezakte kruizen en deels overwoekerde graven. De oorspronkelijke padenstructuur is nog te herkennen. Het hoofdpad loopt van de officiële ingang tot het priestergraf met de calvarie. Ín dit graf is pastoor F. Cohu, die 3 juli 1858 overleed en de ‘eerste pastoor van Zeist na hervorming 1842-1858’ was, met zijn latere collega’s begraven. De rechter zijarm eindigt bij een bijenhuisje, de linker met een haakse bocht bij het hek waardoor je binnenkomt.
Schuin voor het priestergraf trekt de sarcofaag van Leonardus Franciscus de Bruijn, overleden op 23 april 1861, alle aandacht. Op de schuine zijden van de deksel staat een tekst, die nauwelijks meer leesbaar is. Over het voeteneinde van de tombe ligt half afgeschoven stenen kleed met kwasten aan de uiteinden.
Evacués in de Tweede Wereldoorlog Na de mislukte Slag bij Arnhem (17-25 september 1944) kwam er een grote vluchtelingenstroom van inwoners uit Arnhem, Limburg en de Veluwe op gang. In Zeist zijn in 1944 rond de 8500 vluchtelingen. Aan het einde van de oorlog bleek 25 naar Zeist geëvacueerde mensen te zijn overleden en op het kerkhof aan de Utrechtseweg een (voorlopige) rustplaats vonden.
Over het Vierde Gesticht, de begraafplaats van Veenhuizen, is al veel geschreven. Maar ik was er nog nooit geweest. Ik was wel eerder in Veenhuizen, maar toen stond de begraafplaats niet op mijn lijstje. Dat gemis heb ik op 6 augustus 2025 goedgemaakt.
Het dorp Kloosterburen ligt in de Marnestreek, het land van wierden, maren, dijken en kwelders, in het noordwesten van de provincie Groningen. De naam verwijst naar de twee kloosters die hier vroeger hebben gestaan: Oldeklooster (gesticht rond 1175) en Nijenklooster (1204), beide behorende tot de orde der premonstratenzers. Deze kloosterlingen legden nadruk op eenvoud, soberheid, isolement en hard werken.
Er staan twee mooie kerken in het dorp: de van oorsprong 13de-eeuwse hervormde Nicolaaskerk en de 19de-eeuwse katholieke Sint-Willibrorduskerk. Het dorp kent drie begraafplaatsen: de oude begraafplaats (gesloten) rond de hervormde kerk, de katholieke begraafplaats (1871) en de algemene begraafplaats (1871).
Hervormde kerk Na de overgave van stad Groningen, kwam de kerk van het Oldeklooster in handen van de protestanten. Deze kerk werd in de 17de eeuw vervangen door een nieuwe kerk, die echter gesloopt werd in 1815. In 1843 werd de huidige Hervormde kerk gebouwd. Rond de kerk lag een kerkhof waar de inwoners van het dorp werden begraven. Na 1871 nam het aantal begrafenissen op het kerkhof snel af door de ingebruikname van twee nieuwe begraafplaatsen: de R.K. begraafplaats en de naastliggende algemene begraafplaats.
Katholieke enclave Kloosterburen is sinds eeuwen een rooms katholieke enclave in het verder overwegend protestantse Groningen. In het midden van het dorp ligt aan de Hoofdstraat de grote neogotische Willibrorduskerk die vanuit het omliggende ‘Hoge Land’ al van verre te herkennen is. In 1842 kreeg het dorp een katholieke kerk, een eenvoudig zaalkerkje in Waterstaatstijl, dat in 1864 alweer te klein was.
Overzicht RK Begraafplaats
Voor de bouw van een grotere kerk maakte architect P.J.H. Cuypers het ontwerp. In 1869 was het kerkgebouw voltooid. Cuypers schetste een sober vormgegeven gebouw passend bij het dorpsbeeld. Achter de kerk ligt de fraaie K(C)loostertuin, een mix van bloemen, kruiden, groenten en fruitbomen.
In 1871 kregen de katholieken een eigen begraafplaats gelegen aan de Kloostersingel. In hetzelfde jaar opende de Algemene Begraafplaats met de ingang aan de Hoofdstraat.
Gebruiken bij begrafenissen in Kloosterburen in de 19de eeuw. Uit: Hogelandster 21-09-1994
Ruime een eeuw geleden bestonden op het Groninger platteland overal nog kluften of naberschappen. Dit waren buurtverenigingen, voornamelijk voor onderlinge bijstand bij nood en dood. Die te Kloosterburen worden genoemd in een brief van het gemeentestuur van Kloosterburen aan Gedeputeerde Staten van 1845. De belangrijkste taken bestonden uit: waken en oppassen bij zieken, luiden van de klok bij begrafenissen, het graf graven en het ter aarde bestellen van lijken. Hierbij waren de buren van een zieke of overledene behulpzaam. Verder hadden de volmachten van de naberschappen het toezicht op het kerkhof. Toen in 1828/1929 de schoolmeesters in de provincie Groningen opdracht van de provinciale commissie van onderwijs kregen om de toestand in hun kerspel, de gewoonten en verdere bijzonderheden te beschrijven werd dit in Kloosterburen gedaan door de schoolonderwijzer R.A. Venhuis. In zijn rapport zijn de gewoonten bij begrafenissen beschreven, zoals die 1828 gebruikelijk waren. Hij schreef o.a. het volgende:
Ooit was Klein Maarslag een welvarend dorp. Inmiddels rest er niet meer dan een huis, een boerderij én een historische begraafplaats. De 12de-eeuwse dorpskerk werd afgebroken rond 1811, maar de contouren zijn nog altijd in het grasveld te zien. De oudste zerk op de begraafplaats stamt uit 1609.
‘Hist. Begraafplaats‘
Het Hoogeland strekt zich als een ten noorden van de stad Groningen uit. Dit was het land van de ‘dikke boeren van de klei’, de herenboeren die hun geld verdienden met de teelt van aardappelen en graan op de vruchtbare kleigronden. Ze waren rijk en vooruitstrevend in hun bedrijfsvoering, maar feodaal in de omgang met de landarbeiders. De naam Hoogeland verwijst naar de relatief hoge ligging van het land, ontstaan door de aanslibbing van de zee. Het landschap bestaat uit vriendelijke wierdedorpen, kronkelende maren (waterlopen), dijken, molens en prachtige middeleeuwse kerkjes en kerkhoven.
Mensingeweer is een van de vele dorpen in de uitgestrekte gemeente Het Hoogeland. Aan de Hoofdstraat staat de witgepleisterde Michaëlskerkje. De plaatselijke begraafplaats ligt enigszins verborgen aan het einde van een zijlaantje van de Molenweg. Over de begraafplaats is veel geschreven, evenals over de plaatselijke begrafenisvereniging.
Een bordje aan de weg naar Schouwerzijl wijst naar de ‘Hist. begraafplaats’. Aan het einde van een betonweg doemt een boerderij op met daarachter een kleine verlaten dodenakker. De weg eindigt bij het toegangshek. Rond het kerkhof is een meidoornhaag aangelegd met daartussen linden. Links van het hek een klein informatiebordje dat waarop de geschiedenis van het wierdedorp een notendop staat vermeld..
Rechts het oudste graf
Stalling voor paard van de predikant Klein Maarslag lag op een strategisch punt bij de noordelijke uitmonding van de Hunze, welke waterweg tot 1361 de stad Groningen met de zee verbond. De voormalige kerk op de wierde, waarvan de plattegrond is aangegeven, dateert vermoedelijk uit de 12e eeuw en bevatte veel tufsteen. De kerk was iets groter dan die van Mensingeweer, waarmee het kerspel sinds 1682 verenigd was. In 1755 was het kerspel Maarslag nog groter dan het kerspel Mensingeweer. De kerk is in 1811 afgebroken. Er werd toen een galg of klokkenstoel geplaatst. Deze was in 1843 nog aanwezig. Op de bewoner van het huisje bij de begraafplaats heeft lang de plicht gerust stalling te bieden aan het paard van de predikant en voor de predikant zelf een plaats te reserveren bij de haard.
Van bloeiend dop tot verstild kerkhof
Contouren van de kerk (2011). Foto Wikimedoa
De oorsprong van de wierde gaat terug tot rond het begin van de jaartelling; de wierde had een strategische functie langs de benedenloop van de Hunze. De inwoners van Klein Maarslag leefden van de visvangst en handel. De Tweede Sint-Marcellusvloed in 1361 maakte een einde aan de welvaart. Na deze overstroming werd het Reitdiep voorzien van een zeedijk en raakte het dorp afgesloten van de zee. De inwoners schakelden over op de landbouw. De kerk die in het dorp werd gebouwd, dateert uit de 12de eeuwen en was geheel opgetrokken uit tufsteen. Rondom de kerk lag al een grafveld dat ouder moet zijn gewest dan de kerk en waaruit later het kerkhof is ontstaan.
Tachtigjarige Oorlog
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog staken staatse troepen in 1584 de kerk in brand waarbij het dorp veel schade leed. De kerk werd herbouwd en rond 1600 werd het koor vergroot. In de kerk werd begraven getuige de vele 17de- en 18de-eeuwse zerken die nu binnen de contouren van de kerk te zien zijn. In 1811 moest het kerkje wegens bouwvalligheid worden afgebroken, alleen de houten klokkentoren bleef staan, totdat ook deze een eeuw later werd afgebroken.
Afgegraven wierde
Het kerkhof dreigde in 1888 vol te raken. De aanleg van een gemeentelijke begraafplaats in Schouwerzijl bood een tijdelijke oplossing, maar in 1905 werd het kerkhof alsnog gesloten. In de 19de eeuw werd een groot deel van de wierde afgegraven waarbij ook de meeste huizen werden gesloopt. Bij een archeologisch onderzoek in 1953 onder leiding van de bekende archeoloog Albert van Giffen werden de fundamenten van het vermoedelijk 12de-eeuwse kerkje blootgelegd. De contouren werden met keisteentjes aangegeven.
Achter het hek ligt op de wierde het kerkhof dat grotendeels vergrast is. Vaag zijn nog de met keien afzette grindpaden te herkennen die de contouren van het kerkje markeren. Wat opvalt zijn de vele met een hekwerk omgeven graven. De teksten op de stenen binnen de hekken zijn moeilijk te lezen. Afbeeldingen van paarden sieren sommige zerken. Een ander symbool dat opvallend vaak op de stenen staat afgebeeld, is een pelikaan met jongen.
Pelikaan
Op verschillende graven van de familie Wiersema staat een pelikaan afgebeeld. Een pelikaan herinnert aan Christus die aan het kruis zijn bloed vergiet voor de mensheid. Volgens een ander verhaal symboliseert de pelikaan de Opstanding. De pelikaan heeft uit liefde haar jongen doodgedrukt en weer tot leven gewekt met haar eigen bloed. Op de zerken van Focktien Eltiens en haar echtgenoot Albert Wyrsema van Rollingeweer, die vrij snel na elkaar in 1663 overleden, staan een pelikaan met jongen, een geharnaste man met zwaard in de hand en als helmteken een pelikaan met jongen.
Historische begraafplaats Klein Maarslag Klein Maarslag 2 9961 TE Mensingeweer