Het landschap van de Veluwe is voor een belangrijk deel gevormd tijdens de voorlaatste ijstijd (Saaleglaciaal), zo’n 150.000 jaar geleden. Landijs vanuit het noorden zorgde toen voor het ontstaan van enorme stuwwallen. De vroege bewoners van de Veluwe worden naar de vorm van het aardewerk dat ze maakten aangeduid als leden van de Klokbekercultuur.

Rond 3000 v. Chr. begonnen de ‘Klokkenbekers’ met het maken van graven met een signaalfunctie. Dat gebeurde door heuvels op te werpen over het graf heen. In Nederland zijn ongeveer drieduizend grafheuvels geregistreerd.
Bij Ermelo is een reconstructie van een grafheuvel gemaakt. De grafheuvel ligt ca. 1 kilometer ten zuidwesten van Vierhouten. Bij archeologisch onderzoek wordt een grafheuvel met de zogenaamde kwadrantenmethode (taartpuntmethode) opgegraven, hier kun je goed zien hoe dit eruit ziet. Je ziet de verschillende grondlagen, het graf, de potten en de paalsporen. Deze grafheuvel is gebruikt vanaf de steentijd tot en met de ijzertijd.

Steentijd
In de nieuwe steentijd, zo’n 4000 jaar geleden, is door de Klokbeker mensen het graf gemaakt met eromheen gegraven een greppel. Over het graf is een zandheuvel opgeworpen. Op de bodem kun je een lijksilhouet (een verkleuring van het lichaam van de dode) zien. De mensen van de Klokbekercultuur gaven hun doden eten mee in een prachtige klokbeker.

Bronstijd
In de Bronstijd is de grafheuvel opnieuw gebruikt. De dode werd in het centrum van de heuvel begraven. Na de begraving is de heuvel groter en hoger gemaakt en bovendien is eromheen een palenrij aangelegd.

IJzertijd
Zo’n 2500 jaar geleden is de grafheuvel nogmaals gebruikt. Na een crematie zijn de crematieresten in een urn geplaatst en deze urn is daarna in de grafheuvel in een kuil geplaatst.